
Daisy Soehendra werd 45 jaar geleden geboren in Indonesië. Ze heeft drie volwassen kinderen: twee dochters, Deborah (23) en Virginia (25) en een zoon, Eduard (20).
Wanneer heb je ervoor gekozen om in Nederland te gaan wonen?
“Mijn broer Jamie woonde al in Nederland. Ik heb hem drie keer bezocht. De eerste keer, in bleef ik drie maanden, de tweede keer zes maanden en de derde keer, dat was in 1992, heb ik mijn leven in Indonesië achter mij gelaten en ben ik voorgoed in Nederland gebleven. Ik was gescheiden en heb hier zo goed als het ging een nieuw leven opgebouwd, samen met mijn drie kinderen. We zijn heel hecht met elkaar. Ik vind het heerlijk om ze om me heen te hebben.”
Hoe heb je je nieuwe leven hier opgepakt?
“Een jaar lang heb ik een cursus Nederlands gevolgd, ik vond het heel belangrijk om me de taal eigen te maken. Het was een leuke tijd, er werd veel gelachen om gekke versprekingen. Als ik iemand niet verstond zei ik: Wat? Wat?, in plaats van beleefd te vragen: Wat zegt u? Ik ben ook gaan werken in een Nederlands bedrijf. Nu heb ik samen met mijn broer een eigen afhaaltoko én een Indonesisch restaurant. Een goede vriend heeft ons enorm geholpen bij het opstarten hiervan. Ik ben er best trots op, want het loopt goed.”
Zijn je eetgewoontes veranderd?
“Doordeweeks eten we Indonesische gerechten en in het weekend puur Hollandse kost, zoals een lekkere andijviestamppot. Precies andersom dus eigenlijk als in Nederlandse gezinnen. Voor het afhaalcentrum kook ik veel verschillende Indonesische gerechten. De ingrediënten daarvoor koop ik gewoon in Nederlandse winkels. De kwaliteit van Indonesische producten is in Nederland zelfs veel beter dan in Indonesië zelf.”
Waar heb je het meest aan moeten wennen?
“Alles gaat hier op afspraak. In Indonesië niet. Het maakt daar niet uit wie er langskomt of hoe laat, de deur staat altijd open. De mensen zijn er gastvrijer en makkelijker in de omgang. Ik heb gemerkt dat het respect voor ouders er ook groter is.”
Wat mis je het meest aan Indonesië?
“Ik heb nog veel familie in Indonesië wonen, onder wie mijn ouders. Die mis ik. Gelukkig komen zij een keer per jaar naar Nederland. Ik ging ook altijd een keer per jaar naar Indonesië, om mijn familie weer te zien. Helaas komt dat er nu niet meer ieder jaar van, omdat ik het echt heel druk heb met mijn toko en restaurant. Het leuke is dat je in Nederland veel winkels, producten en beurzen hebt vol Indonesische invloeden. Zo heb je in Indonesië de becak, een fietstaxi. In Amsterdam heb je nu ook fietstaxi’s, maar dan wel een modernere versie.”
Doe je aan Indonesische rituelen?
“In Indonesië heb je verschillende geloven, zoals het Boeddhisme en de Islam. Zelf ben ik christelijk opgevoed en doe daarom niet aan bijzondere Indonesische rituelen.”
Zijn er in het interieur van je huis Indonesische invloeden te vinden?
“Behalve een mooi schilderij van een sawa, de rijstvelden die zo typisch zijn voor Indonesië, is er niets Indonesisch aan mijn interieur. Wel in mijn restaurants natuurlijk. Daar heb ik veel gebruik gemaakt van bamboe, om het een Indonesisch tintje te geven.”
Heb je kinderen veel meegegeven uit de Indonesische cultuur?
“Mijn drie kinderen zijn het grootste gedeelte van hun jeugd in Nederland opgegroeid. Ze hebben dus veel geleerd over de Nederlandse cultuur, hier moesten ze zich toch thuis voelen. De Indonesische gastvrijheid zit wel in hun bloed. Ze zijn alle drie opgegroeid tot lieve, gezellige en respectvolle volwassen mensen. Dat vind ik het belangrijkste.”
Denk je wel eens aan om weer terug te gaan naar Indonesië?
“Mijn familie zou voor mij de enige reden zijn om ooit terug te gaan, maar daar denk ik nu nog helemaal niet aan. Er zijn toch altijd spanningen in Indonesië, daarom was het ook fijn voor mijn kinderen dat ze hier konden opgroeien. Ik heb hier een mooi leven opgebouwd. Ik zit ook niet zo vast aan één land. Wat dat betreft ben ik heel flexibel, ik zou net zo goed mijn draai kunnen vinden in Frankrijk bijvoorbeeld. Je weet nooit wat de dag van morgen brengt.”
Tekst: Cindy Thijssen.